Skip to content

Bij XY gonadale dysgenesie (partieel of compleet) is de geslachtsontwikkeling al vroeg tijdens de zwangerschap in vrouwelijke richting verlopen. Daarbij is de aanleg van de gonaden gestopt voordat zich een werkende testikel kon ontwikkelen. De geslachtsklieren werken dus niet of zijn zelfs in het geheel niet aangelegd.

Wel baarmoeder, geen eierstokken

Behalve dat geen testosteron wordt aangemaakt, wordt ook geen Anti Müllerse Gang Inhiberend hormoon (AMH) aangemaakt, waardoor de Müllerse buizen zich verder kunnen ontwikkelen tot eileiders, de baarmoeder en het bovenste deel van de vagina. Een meisje met het syndroom van Swyer heeft dus ondanks de aanwezigheid van een Y-chromosoom een baarmoeder en zal na hormoonsubstitutie in principe kunnen gaan menstrueren. Soms is het mogelijk dat het meisje zelf een zwangerschap voldraagt met behulp van eiceldonatie en IVF.

Een meisje met het syndroom van Swyer is wel gevoelig voor testosteron of andere mannelijke hormonen.

Hoewel de eileiders en de baarmoeder wel aanwezig zijn, ontbreken de eierstokken. In plaats van geslachtsklieren worden vaak alleen lege bindweefselstrengetjes aangetroffen (zogenaamde ‘streak’ gonaden). Soms worden gonaden aangetroffen waarvan de weefselstructuur op testiculair weefsel lijkt, maar die niet in staat zijn als testes te functioneren.

Als weefsel tijdens de ontwikkeling van een embryo niet goed wordt aangelegd, wordt dit in medische terminologie ‘dysgenese’ genoemd. Vandaar de naam Gonadale Dysgenesie.

 

Oorzaak

XY gonadale dysgenesie kan verschillende oorzaken hebben. Onder andere een mutatie in een gen dat codeert voor het SF1 eiwit (steroidogenic factor 1, of NR5A1) kan de oorzaak zijn. SF1 staat aan het begin van een cascade van eiwitten die allemaal een rol spelen bij de correcte testis ontwikkeling in het vroege embryo.

Doordat geen testes ontstaan wordt geen testosteron geproduceerd en ook geen AMH. Daardoor wordt de ontwikkeling van de buizen van Muller niet gestopt (hetgeen bij een embryo met XY-chromosomen normaal wel gebeurt), hetgeen resulteert in de aanleg van eileiders en een baarmoeder. Doordat geen testosteron wordt geproduceerd ontwikkelen de buizen van Wolf zich juist niet, waardoor geen bijbal, zaadleiders, prostaat en zaadblaasjes worden ontwikkeld.

Bij XY gonadale dysgenesie wordt een kleine hoeveelheid testosteron aangemaakt door de bijnier. Hoewel vrouwen met deze aandoening volledig gevoelig zijn voor testosteron, is deze hoeveelheid veel te klein om effect te hebben. Bij vrouwen met xx-chromosomen wordt door de eierstokken ook nog een kleine hoeveelheid testosteron aangemaakt, hetgeen samen met de productie van de bijnier voldoende is voor de ontwikkeling van schaam- en okselbeharing. Bij vrouwen met XY-gonadale dysgenesie wordt echter geen testosteron in de geslachtsklieren aangemaakt, waardoor oksel- en schaambeharing over het algemeen sterk verminderd of zelfs afwezig is.

Niet goed aangelegde of dysgenetische gonaden hebben een groter risico op kwaadaardig worden dan volledig ontwikkelde geslachtsklieren. Derhalve kan te zijner tijd worden overwogen de dysgenetische geslachtsklieren te verwijderen (gonadectomie). Indien de gonadectomie plaats vindt op jonge leeftijd wordt op de leeftijd dat de puberteit moet beginnen, de puberteit in gang gezet door middel van een dosis oestrogenen. De hormoon substitutie therapie (HRT), deze zal na de puberteit in een lagere dosering worden voortgezet. Omdat een meisje met het Syndroom van Swyer een baarmoeder heeft, moet zij naast oestrogenen ook progesteron krijgen, meestal is dit in de vorm van een anticonceptie pil, die een regelmatige menstruatie tot gevolg heeft. De meeste progestagenen hebben een licht androgene werking, waardoor de hoeveelheid schaam- en okselbeharing kan toenemen.

XY gonadale dysgenesie wordt vaak pas ontdekt als een kind niet vanzelf in de puberteit komt. In dat geval zal de puberteit logischerwijs pas later dan gemiddeld op gang worden gebracht.

Anders dan bij AOS kunnen meisjes met het syndroom van Swyer last krijgen van jeugdpuistjes en een vettige huid omdat deze verschijnselen direct afhankelijk zijn van androgeengevoeligheid.

 

Partiële gonadale dysgenesie

  • Vaak geven bevindingen bij lichamelijk onderzoek van de pasgeborene aanleiding voor de (kinder)arts om nader onderzoek te doen dat leidt tot de diagnose. Soms blijven lichamelijke afwijkingen onopgemerkt totdat in de puberteit progressieve virilisatie optreedt, of stelt de kinderarts of gynaecoloog de diagnose pas bij onderzoek in verband met het uitblijven van de eerste menstruatie.
  • Afhankelijk van de mate van testosteronproductie kunnen grote variaties bestaan in de uitwendige geslachtsorganen, uiteenlopend van een vrouwelijk geslacht met een vergrote clitoris, tot een mannelijk geslacht met ernstige hypospadie (plasbuis eindigt niet op top van penis).
  • Bij personen met partiële gonadale dysgenesie zijn beide testes niet goed ontwikkeld. Afhankelijk van de productie van AMH zijn de uterus en eileiders aan- of afwezig.
  • Als de gonaden nog aanwezig zijn en enigszins functoneel, kan er in de puberteit progressieve virilisatie optreden.
  • Geslachtstoewijzing kan zowel mannelijk als vrouwelijk zijn. Kinderen met virilisatieverschijnselen bij de geboorte hebben meer kans om later een mannelijke genderidentiteit te ontwikkelen.
Back To Top
Zoeken