DSDNederland heeft haar naam te danken aan de meest voorkomende aandoening die binnen de belangenvereniging vertegenwoordigd is. Dat wil echter niet zeggen dat AOS veel voorkomt. Exacte cijfers zijn niet bekend; de aantallen variëren van onderzoeker tot onderzoeker. Maar iedereen is het erover eens dat AOS zeldzaam is en dat de aanverwante aandoeningen nog zeldzamer zijn.
AOS
Er worden in verschillende wetenschappelijke publicaties zeer uiteenlopende schattingen gedaan; het aantal mensen met AOS varieert van 1 op de 13.000 geboorten tot 1 op de 200.000. Internationaal wordt een schatting in een Deens onderzoek als het meest betrouwbaar beschouwd (Bangsboll e.a. 1992). Dit onderzoek komt voor CAOS tot een getal van 1 op de 24.400 XY-kinderen, ofwel 1 op de 40.800 geboorten. Omdat het Deense onderzoek vooral jonge kinderen heeft geregistreerd – en het niet helemaal uit te sluiten valt dat daardoor een aantal van deze kinderen later een andere, op AOS lijkende aandoening blijken te hebben, zou dit getal mogelijk te hoog uit komen. De Nederlandse onderzoekster Annemie Boehmer hanteert in haar promotieonderzoek uit 2000 een minimumaantal van van 1 kind met AOS per 99.000 geboorten. Dat betekent dat er in Nederland minimaal 160 vrouwen met CAOS wonen, maar het lijkt realistischer uit te gaan van ongeveer 600 vrouwen.
Over de partiële vorm van AOS (PAOS) zijn geen exacte cijfers bekend. Diverse publicaties gaan ervan uit dat het tienmaal minder vaak voorkomt dan de complete vorm (CAOS).
Aanverwante aandoeningen
Aan AOS verwante aandoeningen zijn ook zeldzaam. Annemie Boehmer noemt in haar onderzoek wel enkele getallen – 17ßhsd 1:147.000, leydigcelhypoplasie 1:500.000 – maar net als bij AOS is het niet duidelijk in hoeverre deze getallen betrouwbaar zijn. Van 5-alpha-reductase deficiëntie, echt hermafroditisme en XY- of gemengd gonadale dysgenesie zijn helemaal geen betrouwbare getallen bekend.
Andere Disorders of Sex Development
Andere Disorders of Sex Development (voorheen: intersekse-aandoeningen), waaronder het adrenogenitaal syndroom (AGS), het syndroom van Klinefelter, het syndroom van Turner en congenitale hypospadie, zijn veel minder zeldzaam. Al deze aandoeningen worden soms bij elkaar genomen als groep intersekse-aandoeningen, waaruit getallen als 1 op de 2.000 geboorten volgen.
Op de website van de Intersex Society of Northern America staat onderstaand overzicht, dat gebaseerd is op het werk van dr. Fausto Sterling en een aantal collega’s. De getallen op de website van ISNA laten eigenlijk maar één ding met zekerheid zien: het is onmogelijk betrouwbare cijfers over deze aandoeningen te krijgen.
Aandoening |
Voorkomen |
geen xx en geen xy | 1:1.666 |
Klinefelter Syndroom | 1:1.000 |
Partieel AOS | 1:130.000 |
Andrenogenitaal Syndroom (congenitale bijnier hyperplasie) | 1:13.000 |
Late onset bijnier hyperplasie | 1:66 |
Ovotestes (Echt hermafroditisme) | 1:83.000 |
Idiopathisch (geen aanwijsbare reden) | 1:110.000 |
Iatrogeneen (door medicijngebruik tijdens de zwangerschap) | onbekend |
Vaginale agnese (MRKH) | 1:6.000 |
5 alpha reductase dificientie | onbekend |
Gemengde gonadale dysgenesie | onbekend |
Complete gonadale dysgenesie | 1:150.000 |
Hypospadie – opening bij perineum of in de penis | 1:2.000 |
Hypospadie – opening tussen corona an de bovenkant van de glans | 1:770 |
Totaal aantal mensen van wie het lichaam niet overeenkomst met de standaard man of de standaard vrouw | 1:100 |
Totaal aantal mensen waarvan de genitaliën chirurgisch worden ‘genormaliseerd’ | 1:1.000 |
Bron: Blackless, Melanie, Anthony Charuvastra, Amanda Derryck, Anne Fausto-Sterling, Karl Lauzanne, and Ellen Lee. 2000. How sexually dimorphic are we? Review and synthesis. American Journal of Human Biology 12:151-166. |
Een aantal van de bovengenoemde aandoeningen worden in Nederland niet automatisch tot de intersekse-aandoeningen gerekend. Vooral in het geval van hypospadie geldt dat het kan duiden op een intersekse-aandoening, maar dat het dat op zich niet hoeft te zijn.
Meer informatie? Bekijk dan de volgende pagina: